٩

Vóór hen loochende het volk van Nôeh, zij loochenden Onze dienaar, en zij zeiden: "Een bezetene!" En hij werd verbannen.
١٠
Waarop hij zijn Heer aanriep (en zei:) "Ik ben verslagen, help daarom."
١١
Wij openden toen de poorten van de hemel met neergietend water.
Notes placeholders