Aanmelden
Instellingen
46:18
اولايك الذين حق عليهم القول في امم قد خلت من قبلهم من الجن والانس انهم كانوا خاسرين ١٨
أُو۟لَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ حَقَّ عَلَيْهِمُ ٱلْقَوْلُ فِىٓ أُمَمٍۢ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِم مِّنَ ٱلْجِنِّ وَٱلْإِنسِ ۖ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ خَـٰسِرِينَ ١٨
أُوْلَٰٓئِكَ
ٱلَّذِينَ
حَقَّ
عَلَيۡهِمُ
ٱلۡقَوۡلُ
فِيٓ
أُمَمٖ
قَدۡ
خَلَتۡ
مِن
قَبۡلِهِم
مِّنَ
ٱلۡجِنِّ
وَٱلۡإِنسِۖ
إِنَّهُمۡ
كَانُواْ
خَٰسِرِينَ
١٨
Zij zijn degenen over wie het woord (van bestraffing) bewaarheid zal worden onder de volken die reeds zijn heengegaan, van de Djinn's en de mensen. Voorwaar, zij waren verliezers.
Tafseers
Reflecties en lessen
Notes placeholders
close