١١

De Tsamoed loochenden in hun buitensporigheid.
١٢
Toen de ellendigste onder hen opstond.
١٣
Daarop zei de Boodschapper van Allah (Shâlih) tot hen: "(Sla acht op) de vrouwtjeskameel van Allah en haar drinktijden."
١٤
Maar zij loochenden hem en slachtten haar. Toen vernietigde hun Heer hen wegens hun zonden en maakte hen met de grond gelijk.
Notes placeholders