٥٠

En tot het volk van 'Âd (zonden Wij) hun broeder Hôed, hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god den Hij, jullie zijn niets dan verzinners.
٥١
O mijn volk, ik vraag jullie hiervoor geen beloning, mijn beloning rust slechts bij Degene Die mij heeft geschapen, denken jullie dan niet na?"
Notes placeholders